Sinds een aantal weken staat aan het Clara’s pad in Heinkenszand een karakteristiek huis leeg, een huis dat voor het laatst bewoond werd door het gezin Harten, oud-huisartsen.
In de krantenknipsels van Janna van Damme-Nijsse komt een vorige bewoner van dit huis herhaaldelijk voor. Het betreft de huisarts H.P. van Maanen, die er met zijn gezin woonde van 1955 tot februari 1981.
Het huis droeg tijdens de bewoning door het gezin de naam ’t Maarland. In een artikel in De Claroen, buurtkrant van de (inmiddels opgeheven) buurtvereniging Burenvreugd, heeft Van Maanen uitgelegd waar deze naam vandaan kwam. Zijn grootouders (zijn grootvader was huisarts in Gramsbergen) zijn na hun pensionering gaan wonen in een huis met deze naam in Oosterbeek. ‘Wij zeiden dan ook niet: “We gaan naar Opa en Oma”, maar we zeiden: “We gaan naar ’t Maarland.” De jeugdherinnering is dus de inspiratie geweest voor de naam van ons huis.’ (citaat uit het artikel).
Het eerste knipsel uit de PZC over Van Maanen dateert uit september 1974. In een groot artikel vertelden de heer Van Maanen en zijn zuster mevrouw Brummelkamp-Van Maanen over hun ervaringen bij de slag om Arnhem (Market Garden) in september 1944. Hun ervaringen komen uitvoerig aan bod in het bekende boek ‘Een brug te ver’ van Cornelius Ryan.
Op 11 januari 1977 ‘haalde’ Van Maanen zijn duizendste baby. Het betrof Johanna IJke Paulina Clement. Vader en moeder Clement besloten hun dochter als derde naam Paulina te geven naar de tweede voornaam ‘Paul’ van de arts.
Op 8 september 1980 was Van Maanen vijfentwintig jaar huisarts in Heinkenszand. Bij de receptie in De Stenge werd toen een heel bijzondere foto gemaakt van tachtig patiënten die nog de Zuid-Bevelandse dracht droegen.
Vrij kort daarop, op 9 februari 1981, was er een afscheidsreceptie toen dokter Van Maanen verpleeghuisarts werd in Katwijk.
Op 28 mei 1997 overleed Hanno Paul van Maanen in Wassenaar. Een rouwadvertentie van zijn overlijden was een van de laatste knipsels van Janna van Damme. Zij overleed op 7 oktober van datzelfde jaar.
Meer informatie kunt u lezen op www.heinkenszand.info/uit-de-oude-krantenbak.
Els Bakker-Van Damme, Kees van Damme en Jan Minnaard
Wij geven hieronder nog het derde gedeelte weer van het gedicht van Herman Lammers:
“Zeg Kees,” zei toen Kees Moelkers vrouwe,
“Noe mo-je dien aap di toch zie krauwe.”
“En,” zei ze tegen Kris van Rooien
“Dien aap is dikke van de vlooien”.
“Kiek mesen wat een olifant”,
riep toen Anna van Konstant.
“‘k Vinde ‘t beesje hlad nie mooi
‘t Lieke we een voer mie ooi
Ei ten oortjes an z’n ood
en wat bin z’n tanen hroot!
A ten di is piene an kriegt!”
“Ik ieze der van”, zei Koeba, “zwiegt,”
“Net zo, Koeba Tummerman,
ja, di ieze ik zelf ok van”.
“Dan trok mevrouw Klaasse zer me uut”
zei de vrouwe van Ille Knuut.
Miene Niesse zei: “Arjaan,
is dat di een pelikaan?”
Die zei: “Zeg, zie jie hin heveer,
dat is een hewone ooieveer”
“Das ier zo erreg nie”, zei Jaap Verdoenk
“die loope ier me voe de proenk”.
“Die beesjes vliehe ier nie uut”,
zei Merietje van Leune Knuut.
Zo liepe ze van ‘t een ni ‘t oore
en riepe en liepe deur mekore.
En iedereen o hroote lol.
Me Jaap Wisse zei: “Den dag is vol.”
“Noe in de bus”, zei de sjofeur
en ie ree der mie een veert vandeur.
En ze zonge as een eliete koor,
Van Eneneempje die zong voor: